Op mijn 18e verjaardag stond er een lesauto voor de deur en kreeg ik van mijn ouders autorijlessen. Doodeng vond ik het. Gelukkig begon ik er wel steeds meer plezier in te krijgen en na zo’n 50 lessen van een uur op vrijdagmiddag slaagde ik in één keer en mocht ik het roze papiertje ophalen. Daarna reed ik niet meer. Ik woonde toen in Amsterdam met Raymond en tsjah, daar heb je gewoon geen auto nodig als je de tramhalte naast de deur hebt. Maar als je dan nooit rijdt, wordt de drempel wel steeds groter. Op een gegeven moment durfde ik niet meer. Ik weet nog dat ik een aanbod kreeg om met een personal trainer te gaan sporten in Aalsmeer en dat ik alle mogelijke ov-routes heb bekeken om daar vanuit Amsterdam te komen. Uiteindelijk moest ik die drempel over en met klamme handen begon ik aan die eerste rit. Natuurlijk viel het me alles mee toen ik de auto veilig en wel parkeerde voor de sportschool, maar angst doet heel rare dingen met je. Inmiddels rij ik zonder enige problemen in de auto. We wonen nu in Aalsmeer en een auto is hier toch wel makkelijk. Er zijn dingen op loopafstand, maar voor veel zaken heb ik toch de auto nodig. Of de fiets, maar dat is dan weer niet zo mijn ding met de kinderen.
De auto is niet meer weg te denken voor me. Ik gebruik hem dagelijks en zie er niet meer tegenop om in de auto te springen. Ik heb nog lange tijd de ‘angst’ gehad om als eerste voor een stoplicht te moeten wachten; ik was als de dood dat de auto af zou slaan en dat ik hem niet meer aan zou krijgen met alle mensen achter me. Dat is ook verleden tijd dus rijden gaat nu ontspannen en prettig. Ik ben het eigenlijk steeds meer gaan waarderen. Vandaag eens 10 leuke feitjes op een rij over mij en het autorijden.
1. Raymond vindt mijn auto een zooi en ik vind het allemaal wel meevallen en gewoon ‘een auto waar ook kinderen in zitten’. In de kofferbak ligt een buggy die ik niet meer gebruik, wat kleden voor het strand (alsof we daar wekelijks naartoe gaan) en een grote tas met strandspullen. Hier en daar kom je vast een snoeppapiertje tegen en wat kruimels op de achterbank. Steeds weer als Raymond de auto gaat wassen (wat ik een echte mannentaak vind, lol) bereid ik me voor op de opmerking; ‘mijn hemel, wat zag die auto er weer uit!’
2. Ik spreek wel over mijn auto, maar dat ding is hartstikke van Raymond. Het staat op zijn naam, hij betaalt de autoverzekering premie (ik heb geen idee waar dat ding verzekerd is) en als hij naar de garage moet is hij ook zo lief om dat voor me af te tikken. Laten we zeggen dat het autorijden en het tanken door mij wordt gedaan, haha. Lucky!
3. Als ik ga tanken, tank ik altijd ronde getallen. Het lukt soms niet en dan baal ik dat ik 30.01 op mijn bankafschrift zie staan. Ik tank ook nooit de auto helemaal vol en zet vaak in op 30 of 40 euro. Vind ik wel even genoeg in een keer.
4. Sinds ik in Aalsmeer woon heb ik drie keer een bekeuring gekregen; twee keer omdat ik 10 kilometer te hard reed op een plek waar je 50 kilometer mocht en één keer omdat ik de blauwe schijf was vergeten neer te leggen op een parkeerplaats.
5. Ik luister altijd naar 100% NL. Ook als ik even met Raymonds auto weg moet, gaat de radio gelijk over. Geen discussie met mij.
6. Rijden in andermans auto vind ik doodeng. Ik heb met Raymond vaak discussies gehad toen hij nog wel eens naar het buitenland moest voor zijn werk omdat ik dan zijn auto mocht gebruiken in die week. Sterker nog: ik bracht hem dan weg met die auto. Slapeloze nachten van gehad, omdat ik dat gevoel niet prettig vind. Inmiddels ben ik aan Raymonds auto gewend en toen ik laatst een vervangende auto meekreeg bij de garage heb ik mezelf flink wat moed ingepraat om daarmee te vertrekken. Ik leer het wel.
7. Het enige wat ik nog heel erg lastig vind met autorijden, is als ik naar nieuwe plekken ga. Het rijden zelf vind ik dan geen probleem; het feit dat ik niet weet hoe de parkeergelegenheid daar is vind ik lastig. Ik ben niet zo’n held met parkeren en kan het Spaans benauwd krijgen van het feit dat ik een garage in moet, een krappe plek moet zoeken of moet fileparkeren de ‘verkeerde kant’ op. Lol.
8. Ik kan niet achteruit inparkeren, alleen in fileopstelling. Maar achteruit een vak in als er auto’s naast staan? Not gonna happen. Ik probeer het vooruit en anders zoek ik een andere plek.
9. Als ik met de auto door een tunnel ga, blijf ik het nummer dat op de radio is doorzingen in de hoop dat ik ‘gelijk loop’ als ik weer de tunnel uitrij.
10. Ik geniet onwijs van het autorijden, helemaal als ik alleen in de auto zit. Muziek aan en karren maar. Fijn!