Vanmorgen zat ik even in een koffiezaakje en daar ving ik een gesprek op van twee mensen achter me. Ik gok dat het een moeder en een dochter waren. De dochter sprak over haar baby en het feit dat ze al lang kampen met slapeloze nachten. Dat ze soms zó moe is dat ze niet meer helder kan nadenken. Dat ze geen keuzes kan maken, twijfelt aan alles en af en toe zo wazig is van vermoeidheid dat ze echt wanhopig is. Het bracht me meteen terug naar de tijd dat wij nachtbrakers in huis hadden.
Ik ben van mening dat slapeloze nachten echt behoorlijk onderschat worden en dat mensen het vaak onder het motto ‘het hoort erbij met kleine kinderen’ bagatelliseren. Laat me hier één ding over zeggen: het is verschrikkelijk zwaar en het heeft zowel lichamelijke als psychische gevolgen die absoluut niet onderschat mogen worden.
Ons eerste kind sliep een jaar of drie niet door; onze tweede deed daar een schepje bovenop en begon rond zijn vijfde een beetje door te slapen. Inmiddels hebben we goede slapers en zijn we de nachtelijke ellende te boven, maar tot de dag van vandaag is mijn slaapritme verstoord. Ik heb nooit meer een volledige nacht doorgeslapen sinds de geboorte van Skyler. Hij is twaalf.
Zodra je uit je kraamtijd bent, wordt er van je verwacht dat je je leven weer oppakt zoals voorheen. We gaan weer werken, proberen mee te draaien in het sociale leven, een partner te zijn, een vriendin, een collega. Maar ondertussen functioneer je op halve kracht. Je lichaam herstelt nooit echt, omdat je nachten zó gebroken zijn dat je constant in een waakstand leeft. Je hoofd voelt alsof er een dikke mist omheen hangt. Je reageert anders, je vergeet dingen, je raakt sneller overprikkeld. Het minste of geringste kan te veel worden. En niemand ziet het écht, want aan de buitenkant lijk je gewoon weer terug.
Maar onder die gezellige buitenkant zit een moeder die op haar tandvlees loopt.
En toch doen we het. Nacht na nacht. Je staat op als de baby huilt, je troost, voedt, wiegt, loopt eindeloze rondjes door het huis. En de volgende dag begin je weer. Er wordt zo weinig stilgestaan bij hoe intens zwaar dit is. Hoezeer het je breekt. Hoe klein en machteloos je je soms kunt voelen. Of je het nu alleen doet of samen de last kan dragen; het is zwaar, samen en alleen. Dag in dag uit.
Dat gesprek in dat koffiezaakje raakte me, omdat ik haar wanhoop zó goed herkende. En ik wilde eigenlijk opstaan, haar aankijken en zeggen:
Je mag moe zijn.
Je mag huilen.
Je mag radeloos zijn en je mag het even niet meer weten.
Je mag hulp vragen.
Je mag toegeven dat het soms té veel is.
Je mag even spijt hebben van het moederschap
Je faalt niet als moeder als je het zwaar hebt. Je bent gewoon een mens. Een mens dat al veel te lang op de reserve loopt. Jarenlange, slapeloze nachten zijn zwaar; een paar dagen of weken ook. Elke nacht niet slapen is er één te veel.
Aan alle moeders die dit lezen en nu midden in de slapeloze nachten zitten: je bent niet alleen. Het is niet jouw schuld dat je zo uitgeput bent. Het is niet iets wat je erbij moet nemen. Het is zwaar. Het is slopend. En het verandert je, soms voorgoed.
Maar het betekent niet dat jij niet goed genoeg bent. Het betekent dat je elke nacht, elke minuut, alles geeft wat je hebt.
En ja. Het is een dooddoener waar je nu werkelijk níks aan hebt. Ik haatte het zelf ook als het me werd gezegd. Maar het is wel waar: het wordt beter. Misschien niet morgen. Misschien niet snel genoeg. Maar op een dag merk je dat je adem iets dieper voelt, je hoofd iets lichter, je nacht iets rustiger. En dan kijk je terug en vraag je je af hoe je in godsnaam bent blijven staan in een periode die eigenlijk niemand alleen zou moeten dragen.
Maar je deed het. En je doet het nu.
En dat is al meer dan genoeg.