
Vanmorgen zat ik, samen met een fotograaf, in de wachtkamer van het ziekenhuis voor een interview met een arts. Vanwege een behandeling liep ze wat uit, dus we zaten gezellig te kletsen. Ik pakte tussendoor even mijn telefoon om mijn mail te checken en om te zien of het oké ging met de jongens. Zij hebben al vakantie en waren dus alleen thuis. Ik zag dat ik een mail had van de arts, dat er een spoedgevoel tussendoor was gekomen en iets later was. Geen probleem natuurlijk. Naast ons zat een ouder koppel, dat allebei op hun telefoon iets aan het doen waren. Ik stopte mijn telefoon net weg.
Geen contact meer
‘Het is toch tegenwoordig wat hè, dat iedereen maar op zijn telefoon zit en dat er geen gesprek meer mogelijk is in een wachtkamer zoals hier’, hoorde ik een oude, chagrijnige man roepen die schuin tegenover me zat. ‘Ja, iedereen zit maar voorovergebogen over hun telefoon en er is geen contact meer te krijgen.’ Nu was ik al vreselijk moe en ietwat geïrriteerd opgestaan. Ik weet dan dat ik geen discussie aan moet gaan. Maar dit was onvermijdelijk. Ik voelde dat het tijd was voor een gesprek met deze meneer.
Veroordelend
‘Wat een nare toon, meneer. Het zit gelijk vol vooroordelen, terwijl u geen idee heeft waar iemand mee bezig is op zo’n moment’, vertelde ik hem. ‘Mevrouw, mag ik u vragen waar u nu mee bezig bent op uw telefoon?’
‘Ik zit de krant te lezen. Onze arts heeft ook een spoedgeval en alles loopt een uur uit. Ik vind het dus fijn om de krant te lezen en aangezien ik die niet op papier ontvang vanwege het milieu, lees ik het op mijn telefoon.’ Ik gaf als antwoord dat ik contact had met mijn kinderen en omdat ik aan het werk ben, ook even de mail in de gaten hield en zodoende ontdekte dat de arts die ik moest spreken, ook meehielp aan dat spoedgeval.
‘Ik woon op de begane grond en ik zie altijd maar die moeders op hun telefoon, terwijl hun kinderen erbij lopen.’
‘Maar meneer, u heeft geen idee wat er speelt op dat moment. Misschien zorgt ze voor haar moeder en vraagt zij of er nog een boodschapje gehaald moet worden. Misschien heeft deze moeder een slechte nacht gehad en vraagt ze iemand om hulp via de app. Misschien is papa ergens anders en wil hij graag even weten hoe het thuis gaat. Nog steeds is uw toon veroordelend, terwijl u geen idee heeft waar u het over heeft.’
‘De wereld verandert en vroeger voerde men een gesprek in de wachtkamer van een arts. Nu lukt dat niet, zit iedereen in zijn eigen wereld en is echt contact niet meer mogelijk.’ Hij bleef nog even doorgaan.
Afleiding
‘Maar meneer, zal ik u eens iets vertellen? Als ik in de wachtkamer zit bij mijn arts, dan ben ik ontzettend zenuwachtig. Ik heb heel negatieve ervaringen liggen in het ziekenhuis en zie altijd als een berg op tegen afspraken. Ik zit hier soms voor vervelende behandelingen waar ik nachten van wakker lig. Als ik mijn telefoon pak, is dat om even contact te zoeken met mijn man of vriendin. Ter ontspanning, maar ook om te laten weten of het wel of niet goed gaat. Uw toon is nog steeds veroordelend, terwijl u geen idee heeft wat er in iemand omgaat.’
‘Ja, maar als mensen uit eten gaan, zitten ze ook met hun telefoon. En laatst zag ik een moeder fietsen met twee kinderen, voorop en achterop. Zij was ook druk bezig met haar telefoon. Ik heb haar toen aangesproken en het enige wat ze zei, was: ‘waar bemoeit u zich mee?’ Zo asociaal, je mag tegenwoordig niks meer zeggen. Ze werd helemaal boos.’
We weten niks
Ik ben weggelopen. Ik kon het niet meer aan. Eenmaal weer terug bleven excuses uit. Maar ik kreeg nog wel iets te horen: ‘ik zou me minder bezighouden met andere mensen en hun keuzes. Zo te zien lukt dat nog niet zo goed.’
De tijd is veranderd en de mobiele telefoon is een groot onderdeel van ons leven. Is het soms een iets te groot onderdeel? Oh, zeker wel. Het is verleidelijk om dat ding er elk vrij moment bij te pakken. Ik zie het bij mezelf, ik zie het bij Raymond, ik zie het zelfs bij de kinderen. Is dat iets om ons bewust van te worden? Ook zeker wel. Het mag allemaal iets minder. Laatst waren Raymond en ik aan het eten en zat een stel tegenover ons ook alleen maar met hun telefoon in hun handen. Er is amper een woord gewisseld. Maar weten we wat er speelt? Nee. Weten we wat de reden is voor dat etentje? Nee. We weten niet wat de thuissituatie is. We weten niet of ze misschien familieleden in het ziekenhuis hebben. Misschien wel kinderen. We weten niks. En daarom vond ik dit een moeilijke discussie. We weten niks.
Ik weet ook niks van deze man. Misschien een eenzame man die op zoek is naar een praatje. Die continu tegen dit soort blokkades aanloopt en graag echt contact wil. Maar om dat nu met zo’n sneer te doen naar anderen, is niet nodig. Hij had alleen maar hoeven zeggen: ‘een interview, wat leuk. Waar zijn jullie van?’ Gelukkig hoefde ik daar geen antwoord op te geven.
(Mijn eerste reactie was wel ‘hou je f*cking bek’, maar dat even terzijde)